Snelweg-tankstation verliest rechtszaak over inkoopkorting van Esso

Tankstation-uitbater DPW heeft een rechtszaak over inkoopkortingen verloren van Esso. De exploitant was ontevreden over de contractvoorwaarden voor brandstoffen en eiste daarom miljoenen terug van de leverancier. De Hoge Raad vond echter dat DPW niet goed genoeg had gemotiveerd waarom het recht heeft op betere inkoopvoorwaarden.

De zaak betreft rijksweglocatie De Paal aan de A1 bij de Gelderse plaats Twello. Die snelweg werd in de eerste helft van de jaren zeventig aangelegd. Een Esso-tankstation dat aan de, tot dat moment, belangrijkste weg tussen beide steden lag en in handen was van DPW’s voorganger, zou door de nieuwe rijksweg veel omzet mislopen.

Aangewezen exploitant

Ter compensatie werd de voorganger aangewezen als exploitant van de snelweglocatie bij Twello, terwijl hij ook het andere station (De Parckelaer) bleef uitbaten en eigenaar bleef van die vestiging. Vanaf 1973 leverde Esso dus de brandstoffen aan beide stations en was het eigenaar van de snelweglocatie.

DPW nam de exploitatie van beide stations in de loop der jaren over van zijn voorganger. De kortingen die de uitbater kreeg op het rijkswegstation waren lager dan bij De Parckelaer. De exploitant werd in de loop der tijd ontevreden over dit verschil en wilde op beide stations de hoge inkoopkorting. Het startte daarom in 2011 een juridische procedure om geld terug te eisen van Esso.

Rechtbank

In juni 2012 trok de uitbater bij de rechtbank in Zutphen aan het kortste eind, waarna werd doorgeprocedeerd bij het Gerechtshof in Arnhem. Die was het eens met de uitspraak van de rechtbank. Ook de Hoge Raad was dezelfde mening toegedaan, blijkt uit een uitspraak die eerder deze maand is gepubliceerd.

Voornaamste twistpunt is de uitleg die gegeven moet worden aan Artikel 4 van de exploitatieovereenkomst tussen Esso en DPW betreffende de snelweglocatie. Daarbij is het minder van belang wat de tekst letterlijk betekent, maar wordt vooral gelet op de betekenis die betrokken partijen aan het Artikel gaven toen ze het opstelden, de zogeheten Haviltex-maatstaf.

Handelaarsprijzen

In het betreffende Artikel staat dat DPW verplicht is om ‘alle gedurende de loop van dezer overeenkomst door hem in het station benodigde motorbrandstoffen af te nemen. Afname zal geschieden tegen handelaarsprijzen, te betalen na levering. Onder handelaarsprijs wordt verstaan: de prijs waartegen oliemaatschappij ten tijde van levering – in het gebied waar station is gesitueerd – algemeen aan gecontracteerde handelaren verkoopt.’

De exploitant vindt dat uit bovenstaande juridische omschrijving van de term ‘handelaarsprijzen’ blijkt dat Esso verplicht is om voor het snelwegstation dezelfde kortingen te hanteren als voor de andere locatie. Dit zou blijken uit zowel de letterlijke tekst van het Artikel als uit toepassing van de Haviltex-maatstaf.

Codo’s en dodo’s

De Hoge Raad was het daar niet mee eens, onder meer omdat de tekst van het Artikel “geen onderscheid maakt tussen handelaren die hun inkoopprijs in vrije concurrentie bepalen (dodo’s) en handelaren die aan een oliemaatschappij zijn gebonden (codo’s). Er was op het moment van opstelling van het contract geen reden voor een onderscheid tussen codo’s en dodo’s, omdat er destijds geen prijsverschil was tussen de verschillende soorten exploitanten.”

De rechter meent dat de betreffende contractbepaling is bedoeld als bescherming van de positie van exploitanten zoals DPW, die geen station hebben maar aan een oliemaatschappij en haar prijsbeleid gebonden zijn. “Dat na 1992 de prijzen voor dodo’s en codo’s uit elkaar zijn gaan lopen, betekent niet dat DPW recht heeft op de lagere prijs die Esso aan het andere station in rekening brengt.” Daarnaast benadrukte het Hof in een eerdere uitspraak dat de exploitant jarenlang het prijsverschil tussen beide stations heeft geaccepteerd.

Investeringen

Esso gaf tijdens de rechtszaak bij de Hoge Raad aan dat het verschil in prijzen samenhangt met de vraag wie de investeringen in de tankstations doet. Door kortere looptijden van de dodo-contracten loont het voor oliemaatschappijen niet om in dergelijke stations te investeren, waardoor dit voor rekening van de pomphouder zelf komt. Bij codo-constructies doet de maatschappij wél de investeringen, waardoor een prijsverschil gerechtvaardigd is.

DPW heeft volgens de rechter deze uitleg onvoldoende bestreden. Tevens wordt gewezen op het feit dat de uitbater “het voordeel heeft dat zij haar exploitatie bij het snelwegstation in verregaande mate zelf kan inrichten (in tegenstelling tot andere codo’s) en dat zij de inkomsten uit de shop mag behouden, wat een zeer omvangrijke bron van inkomsten is”.

Esso

Esso is tevreden met de uitspraak, maar wil verder niet inhoudelijk ingaan op het oordeel van de rechter. De advocaat van DPW was niet bereikbaar voor commentaar. Op beide stations is Esso inmiddels uit beeld. De huurrechten voor het snelwegstation gingen in 2011 via een veiling naar Total. Ook de andere vestiging heeft inmiddels Total op de luifel staan.

Inkoopkorting bij brandstoffen is de laatste jaren een oorzaak van veel twisten tussen ondernemers en maatschappijen. Hierover zijn diverse rechtszaken gevoerd, terwijl anderen besloten de krachten te bundelen of te starten met een eigen merk. Bekijk hieronder een overzicht van enkele rechtszaken en andere ontwikkelingen op het gebied van inkoopmarges op brandstoffen:

2016:

2015:

2014:

Tom van Gurp

Auteur: Tom van Gurp